pijl

Oma is dood

uitvaart_zwolle_Oma_is_dood_1.jpg

Een meisje van een jaar of vijf doet met een vrolijke snoet de deur voor me open. “Ik ben Laure!”, zegt ze enthousiast en gelijk daarop: “Oma is dood”. Daarna spurt ze er op een loopfietsje vandoor, de woonkamer in. Daar maak ik kennis met haar broer Jelle van acht en hun ouders Wim en Jacolien. Wim is een van de zonen van meneer en mevrouw Witsche. Ik condoleer hen met het overlijden van hun moeder en schoonmoeder.

Ik vraag Wim en Jacolien of zij behoefte hebben aan een boekje voor hun kinderen. Die kunnen de kinderen wellicht helpen te begrijpen wat het nou eigenlijk betekent dat hun oma dood is. Ook bied ik hen een boekje aan voor henzelf, waarin allerlei vragen benoemd worden die kinderen zoal stellen. Het ondersteunt ouders om op de juiste manier te kunnen reageren.

Als ik naar de kamer ga waar mevrouw Witsche ligt opgebaard loopt Wim met mij mee. De handen van mevrouw zien er vandaag weer wat minder mooi uit. Ik had dit gisteren ook al gezien en ik maak me er een beetje zorgen hoe dat is als een kind dit ziet. Mevrouw ligt met de voeten richting deur, dus de handen is het eerste wat ze zien. Ik wil voorkomen dat zij hiervan schrikken en eigenlijk wil ik hier iets aan doen.

Ik had eerder al voorgesteld aan meneer om het dekje dat over haar benen ligt wat over haar vingers te trekken. Hij wees dat toen resoluut van de hand. Hij houdt van haar zoals ze is en vind het niet nodig iets te doen om haar opbaring te verfraaien. Ik kan het waarderen dat het zo voor hem is, maar het zal niet voor iedereen zo zijn. En ik maak me dus vooral een beetje zorgen om de kleinkinderen. Ik vraag me tegelijkertijd af of zij eigenlijk al bij hun oma zijn geweest.

Ik doe mijn controle en vraag aan Wim of zijn kinderen oma al hebben gezien. Wim vertelt dat hij en zijn vrouw er samen voor gekozen hebben dat niet te doen. Als ik hier op inga vertelt hij dat het voor hem prima zou kunnen, maar dat zijn vrouw er moeite mee heeft. Ik vertel hem het een en ander over de voor- en nadelen hiervan.

Een kind kan zich namelijk een eigen beeld gaan vormen over hoe oma er uitziet nu ze dood is. Dat beeld kon wel eens erger zijn dan in werkelijkheid. Ook kan het belangrijk zijn voor hun verwerkingsproces dat ze daadwerkelijk gezien hebben dat oma dood is. Ik geef aan dat kinderen anders denken dan volwassenen en over het algemeen flexibel met de dood omgaan. Vooral als ze zo jong zijn. Dat het voor een kind vooral belangrijk is hoe de eigen ouder met de dood omgaat. Ze voelen dit haarfijn aan, ook al zegt de ouder daar niets over. Een kind kan meestal goed zelf de keuze maken om al dan niet hun overledene oma te zien. Dwang is hierbij uiteraard nooit goed.

Ik leg er tot slot de nadruk op dat zij als ouders hun kinderen het beste kennen en dus kunnen beoordelen wat goed is voor hen. Ik merk dat Wim wel openstaat voor wat ik zeg, maar ik wil niet aandringen. Het moet hun keuze zijn en het is iets tussen zijn vrouw en hem.

Ik stel Wim voor het dekje toch iets over de vingers van zijn moeder heen te trekken. Dit voor het geval dat Jelle en Laure toch nog hun oma gaan zien vandaag. Dat ze daar in elk geval niet van schrikken. Dat vindt hij een goed idee. Gezien de reactie van meneer Witsche, toen ik hem dit gisteren voorstelde, gaat Wim even overleggen met zijn vader.

Wim komt terug in de slaapkamer en vertelt dat zijn vader het in het belang van zijn kleinkinderen oké vindt. Jacolien is nu ook de slaapkamer binnengekomen. Ze vertelt me dat ze er bang voor is dat het beeld van hun oma zoals ze er nu bijligt de kinderen altijd zal bijblijven. “Is het hun angst?”, vraag ik haar, “of die van jou?” Jacolien begint te huilen. Ze vertelt dat zij, destijds toen haar eigen oma en opa waren overleden, zij van haar moeder hen ook niet mocht zien. Terwijl ze haar neus snuit, slaat ze haar ogen op en zegt verbaasd: “Ik ben het geloof ik wel erg aan het projecteren op mijn kinderen!” Dat is helemaal niet wat ze echt wil.

Ik stel voor dat we de deur van de slaapkamer openzetten en dat ik aan de slag ga met het dekje anders neer te leggen. “Waarschijnlijk komen de kinderen dan vanzelf al binnen lopen.” Dat klopt inderdaad,  Jelle komt als eerste binnen en Laura hobbelt achter hem aan. Jelle staat even nieuwsgierig te kijken naar zijn oma en zegt: “Ik had eigenlijk gedacht dat oma er heel anders bij zou liggen. Ik had gedacht dat ze haar bril op zou hebben.” Laura valt hem bij: “Ik dacht ook dat het anders was en dat ze met haar armen langs haar lichaam zou liggen.” Als ik de kinderen vraag of ze dat misschien mooier hadden gevonden zegt Jelle dat hij dit juist goed vindt. “Het is een beetje alsof ze slaapt. Mama heeft ons verteld dat oma ging slapen en toen doodging.”

Waarmee ik het uitgebreid met hen heb over het feit dat oma zeker niet slaapt. Dat hun oma echt dood is. En dat dat niets te maken heeft met slapen. Wat ik vooral niet wil is dat de kinderen bang worden om te gaan slapen. Jelle vraagt me hoe oma er straks bij zal liggen in de kist. Ik vertel dat we er voor gaan zorgen dat oma ook netjes in de kist zal liggen.

Jelle zijn nieuwsgierige brein werkt op volle toeren. “Als oma onder de grond ligt, dan gaan de insecten aan haar knagen toch?”, vraagt hij. Ik vertel hem dat er alleen in de bovenste laag van de aarde insecten leven. Dode mensen worden dieper begraven, in de grond waar geen insecten meer zijn. “Oh, dus oma gaat gewoon verrotten?!”, merkt Jelle opgelucht op. Ik lach inwendig om zijn woordkeuze en beaam dat oma haar lichaam in de grond vergaat en dat ze wordt opgenomen in de natuur. Jelle vertelt vervolgens uitgebreid over botten van lichamen bij oudheidkundige vondsten. Hij kijkt graag met zijn vader naar programma’s over dit soort onderwerpen.

Ik kijk ondertussen naar Laura, die tegen de benen van haar moeder met een wat donkere blik staat te kijken naar haar oma. Ik vraag me af wat er in haar koppie omgaat; “Laure, jij kijkt wel wat bedenkelijk?” Misschien niet zo’n handige woordkeuze, denk ik bij mezelf …. Maar Laure reageert gelijk: “Oma ziet er raar uit. Anders dan op de foto.” Er staat een recente foto van oma op het tafeltje naast haar. Samen met Jelle benoemt Laura dan alle verschillen die ze zien.

“Oma lijkt ook wel op een pop”, merkt Laura dan op. Gelijk daarop vertelt ze dat ze ’s avonds als ze gaat slapen bang is dat haar poppen in de nacht levend zullen worden. Haar moeder stelt haar gerust door te zeggen dat dat natuurlijk niet kan! Ik vul haar aan en zeg tegen Laure dat je daar natuurlijk wel bang voor kunt zijn. Ik weet hoe belangrijk het is dat je de dingen durft te benoemen waar je bang voor bent. Dat het al helpt om dit te delen met een ander en om er met iemand over te kunnen praten. Het gevolg van zeggen ‘dat je ergens niet bang voor hoeft te zijn’ kan ook zijn dat het kind er niet meer over praat, terwijl de angst wel blijft. Dus het kan ook in het geval van Laure maar beter gezegd en bespreekbaar zijn.

Ik verschik wat aan het dekje dat over oma heen ligt. Ik wil kijken of de kinderen hun oma misschien durven of willen aanraken. Goed voorbeeld doet meestal goed volgen. Jelle is gelijk nieuwsgierig en kijkt zijn vader vragend aan. Wim komt naar voren en baant de weg voor zijn zoon door een hand op zijn moeders handen te leggen. Ik weet dat hij zelf zijn moeder ook nog niet aangeraakt heeft en ik ben blij met zijn reactie. Ik zeg: “Koud is ze hè?!” Jelle vraagt hoe oma dan voelt. Ik vertel dat ze zo koud voelt als een pak melk uit de koelkast. Dan legt Jelle ook voorzichtig zijn handje op oma haar handen. Wim aait zijn moeder vervolgens liefdevol over haar beide wangen en vertelt aan Jelle dat oma wel koud voelt maar verder nog hetzelfde. Jelle aait vervolgens ook zijn oma over haar wang. Het is ontroerend, dit intieme moment tussen vader en zoon.

Ik neem afscheid van de familie en vertrek via de voordeur. Ik voel me tevreden over het gesprek met de kinderen en kleinkinderen. Wat is dit een mooi onderdeel van mijn werk. Hoe naar ook, de dood hoort bij het leven. En kinderen kunnen er volgens mij maar het beste al jong mee leren omgaan. Het is vaak verrassend hoe eenvoudig zij dit soort dingen kunnen begrijpen en kunnen accepteren. Als je ze maar uitnodigt om te uiten over wat er in hen omgaat.

Als ik de oprit afloop bedenk ik me dat de familie me al niet meer heeft uitgelaten, altijd een goed teken voor me. Dan hoor ik gebons achter me. Als ik me omdraai zie ik Laure voor het keukenraam op het aanrecht zitten, haar moeder staat naast haar. Uitbundig zwaaien ze me samen uit. Ik zwaai met een lach op mijn gezicht terug.

Laat een bericht achter - aantal berichten: 0

Bent u de eerste die reageert?



Laat een bericht achter

naam
e-mail
website
bericht
Schrijf negen in cijfers: