“Het is misschien gek, maar ik wil geen uitvaartplechtigheid. We hebben een heel goed huwelijk gehad. Tussen ons is alles gezegd en besproken. Dat hebben we allemaal in ons huwelijk gedaan. Ik kan er weinig meer aan toevoegen.”
Ik bespreek met Babs de uitvaart van haar man Thom. Hij is op de leeftijd van 82 jaar overleden. Babs en Thom zijn 61 jaar samen geweest.
Babs brengt Thom met alleen hun twee dochters naar de begraafplaats. De dragers begeleiden Thom naar het graf. Ik loop met Babs en haar dochters achter de baar aan. Het regent rode en gele bladeren.
Babs wil bij het graf nog iets zeggen tegen Thom, maar door haar tranen komt ze niet goed uit haar woorden. Ik kom naast haar staan, neem het papier met tekst van haar over en spreek haar woorden uit. Als ik zie dat Babs zich weer hersteld heeft, geef ik haar de tekst terug en zegt ze zelf de laatste zinnen tegen Thom.
Babs en haar dochters leggen om de beurt een roos op de kist van Thom. Er blijft een roos in de vaas die naast het graf staat achter. Babs reikt ‘m mij aan: “Ik heb voor jou ook een roos meegenomen, wil jij deze bij Thom neerleggen?” Ik zeg haar dat ik het een eer vind dat ik dat mag doen en leg voor Thom de roos naast de andere rozen neer.
Dan loop ik aangedaan een eindje weg van het graf. Het laatste moment met Thom is voor Babs en haar dochters samen. Ik ben geraakt door de mooie eenvoud van dit afscheid, die zo past bij de liefdevolle band die Babs en Thom hadden.